With almost one million described species, insects eclipse all other forms of animal life on Earth, not only in sheer numbers, diversity, and biomass, but also in their importance to functioning ecosystems. However, human-induced changes to the natural environment threaten vast numbers of these organisms and the vital services they provide to ecosystems. Leading causes of insect endangerment are habitat destruction or alteration of habitat by chemical pollutants (such as pesticides). Pesticides are implicated in the decline of many native bees and some aquatic insects.
Western culture views insects and arachnids as pests and vermin that need to be controlled. They usually are not considered as something to be preserved. Accordingly, arthropods and other small organisms have not been taken seriously for conservation by policy makers and the conservation community at large. Arthropods, however, are major components of diverse ecosystems and are the major players in functioning of ecosystem processes. Arthropods are relentlessly vanishing before our eyes. They must be preserved because of their inherent values but also because we need them for human survival.
The European Plant Protection Products Registration Directive (91/414/EEC) requires that there is not an unacceptable impact on non-target organisms in the aquatic and terrestrial environment and that the annual average concentration of an active substance or relevant metabolite does not exceed 0.1 microgram per liter in any ground water. Leaching is a major process for the transport of pesticides to ground and surface water. Four factors govern the potential for groundwater contamination by pesticides passing through the soil: properties of the soil and of the pesticide, hydraulic loading (total amount of water applied to the soil) on the soil, and crop management practices. The most sensitive soil is an irrigated sandy soil with very low organic matter content. The least sensitive soil is a well-drained clayey soil with high organic matter content. Recommended methods to reduce pesticide entry into water from leaching are restricted application areas, to restrict application to products with appropriate properties to minimise leaching, to manage soil structure e.g. create fine tilth to increase sorption and retention, and to incorporate additives to soil surface e.g. organic material or stabilisers.
The aim of the Danish Pesticide Leaching Assessment Programme initiated in 1998 is to monitor whether pesticides or their degradation products leach to groundwater under actual field conditions when applied in the prescribed manner. In cases where a pesticide or its degradation products leach to the groundwater the monitoring results generated by the programme should provide a basis for reassessment of the substance by the Danish Environmental Protection Agency. The programme presently evaluates the leaching risk of 40 pesticides and 27 metabolites at five agricultural sites ranging in size from 1.1 to 2.4 ha. The neonicotinoid insecticides imidacloprid and clothianidin were not included in this programme. The neonicotinoid insecticide thiamethoxam did not leach during the monitoring period (a highly significant result). Pronounced leaching was observed with the carbamate insecticide pirimicarb.
Jeroen van der Sluijs, 28 Augustus 2009
Veel kranten kopten deze week dat niet pesticiden maar virussen de oorzaak zijn van de wereldwijd toegenomen bijensterfte. Aanleiding is een Amerikaanse studie van Johnson en collega's in het toonaangevende wetenschappelijke tijdschrift PNAS.
Wat hebben de onderzoekers precies ontdekt en wat schrijven ze daar zelf over? Heeft dit onderzoek gevolgen voor de wenselijkheid van het aan banden leggen van het gebruik van neonicotine insecticiden?
Leaching is a major transportation process responsible for ground water contamination, which is a major concern worldwide as ground water is a source of drinking and irrigation water in many countries. An Indian study demonstrates high mobility of imidacloprid in soil and high potential for leaching. Thiamethoxam also has a potential to leach down under heavy rainfall conditions.
Colony collapse disorder (CCD) is a mysterious disappearance of honey bees that has beset beekeepers in the United States since late 2006. Pathogens and other environmental stresses, including pesticides, have been linked to CCD, but a causal relationship has not yet been demonstrated. Because the gut acts as a primary interface between the honey bee and its environment as a site of entry for pathogens and toxins, we used whole-genome microarrays to compare gene expression between guts of bees from CCD colonies originating on both the east and west coasts of the United States and guts of bees from healthy colonies sampled before the emergence of CCD.
Het Waterschap Rivierenland heeft resultaten gepubliceerd van de monitoring van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater op agrarische monsterpunten in 2008. In de fruitteelt en akkerbouw lag de hoogst gemeten imidacloprid concentratie respectievelijk 125x en 70x boven de norm. De milieu-effectenkaart 2009 voor appel en peer geeft de kleur groen aan de giftigheid van imidacloprid voor organismen in het oppervlaktewater, terwijl imidacloprid concentraties in het oppervlaktewater die 9x of meer boven de wettelijke MTR (maximaal toelaatbaar risiconiveau) norm liggen in laboratorium studies sterfte van water insecten veroorzaken. Dit blijkt uit onderzoek van het Canadese National Water Research Institute dat in 2008 werd gepubliceerd.
Het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) in Utrecht heeft milieu-effectenkaarten gemaakt voor agrariërs waarmee op eenvoudige wijze de milieubelasting van verschillende bestrijdingsmiddelen kan worden vergeleken, op basis van gegevens van het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB). Het wordt aanbevolen bij voorkeur 'groene middelen' (middelen met een laag aantal milieubelastingspunten) te gebruiken (oranje en rode middelen zijn schadelijker). Het voor bijen zeer giftige insecticide imidacloprid krijgt op de milieu-effecten kaarten voor de boomteelt de kleur oranje voor de mate waarin de stof kan uitspoelen naar het grondwater, en de kleur groen voor de giftigheid van de stof voor organismen in de bodem en in het oppervlaktewater. Ook de milieu-effectenkaart voor appel en peer geeft de kleur groen aan de giftigheid van imidacloprid voor organismen in het oppervlaktewater. Feit is echter dat het gebruik van imidacloprid in de boom- en fruitteelt extreme normoverschrijdingen in het oppervlaktewater veroorzaakt, en dat imidacloprid concentraties in het oppervlaktewater die 9x of meer boven de wettelijke MTR liggen in laboratorium studies sterfte van water insecten veroorzaken. Deze milieu-effecten kaarten kunnen dus wat het gebruik van imidacloprid betreft een misleidende werking op agrariërs hebben. De extreme emissies van imidacloprid en de mogelijke gevolgen daarvan (zoals bijensterfte) worden door deze milieu-effectenkaarten waarschijnlijk nauwelijks tegengewerkt.
De drinkwaternorm voor bestrijdingsmiddelen is 100 nanogram per liter voor individuele stoffen en 500 nanogram per liter voor het totaal aan stoffen. De drinkwaternorm is niet gebaseerd op toxicologische overwegingen maar was de detectielimiet voor de meeste werkzame stoffen toen de eerste Europese Drinkwater Richtlijn (80/778/EEC) in 1980 in werking trad. De drinkwater norm ligt daarmee slechts een factor 6 onder de imidacloprid concentratie die aantoonbaar sterfte van insecten veroorzaakt. Inwintering van bijenvolken met drinkwater dat met 100 nanogram imidacloprid per liter aan de huidige norm voldoet kan dus zeer schadelijk voor een bijenvolk zijn. De norm dient derhalve te worden herzien voor neonicotinoïde insecticiden. Imidacloprid staat nummer 1 in de toptien van meest norm-overschrijdende stoffen bij metingen in oppervlaktewater. Zowel het MTR (maximaal toelaatbaar risiconiveau) als de drinkwaternorm worden relatief vaak overschreden.
De huidige methode die het risico van bestrijdingsmiddelen voor het milieu bepaalt, heeft geen enkele ecologische grondslag. Dat stelde bijzonder hoogleraar prof. Paul van den Brink (Chemische stress ecologie aan Wageningen Universiteit) tijdens zijn oratie op 4 december 2008. Volgens prof. Van den Brink is de huidige wetenschappelijke onderbouwing van de norm voor de algemene waterkwaliteit, het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR), niet toereikend om de gevolgen van normoverschrijdingen realistisch in beeld te krijgen. 'In de EU-wetgeving is nu opgenomen dat er geen onaanvaardbare effecten mogen optreden, terwijl de verantwoordelijke instanties hebben nagelaten aanvaardbare effecten te omschrijven in termen van kwantificeerbare eindpunten’, aldus Van den Brink. Van den Brink wil dat risicobeoordelaars en mensen van de industrie gezamenlijk de beschermdoelen voor het milieu vastleggen. De buitengewone leerstoel van prof. Van den Brink wordt gefinancierd uit een consortium met onder andere Syngenta, Bayer en Wageningen UR.
Het College voor de Toelating van Bestrijdingmiddelen en Biociden (CTGB) is sinds 2006 bevoegd om ook de wettelijke MTR (maximaal toelaatbaar risiconiveau) vast te stellen voor de waterkwaliteitsnorm voor het oppervlaktewater voor het ministerie van VROM. In 2008 werd na een aanvraag van producent Bayer Crop Sciences de wettelijke MTR voor imidacloprid vastgesteld op 67 nanogram per liter, die een factor 5 hoger ligt dan de tot dan toe geldige ad hoc MTR van 13 nanogram per liter. Daardoor zullen vanaf 2008 minder normoverschrijdingen van imidacloprid in het oppervlaktewater worden vastgesteld. De zogenaamde Serious Risk Concentration (SRC) van imidacloprid in water (de concentratie waarbij ernstige ecotoxicologische effecten kunnen worden verwacht) werd vastgelegd op 752 microgram per liter. In een reactie beschrijft toxicoloog Henk Tennekes (www.toxicology.nl) hoe het CTGB met deze wettelijke MTR het risico voor bijen schromelijk heeft onderschat. Imidacloprid concentraties in het oppervlaktewater die 9x of meer boven de wettelijke MTR liggen (zoals in de gehele Randstad zeer regelmatig het geval is) veroorzaken in laboratorium studies sterfte van water insecten. Dit blijkt uit onderzoek van het Canadese National Water Research Institute dat in 2008 werd gepubliceerd. De SRC houdt helemaal geen rekening met de extreme giftigheid van imidacloprid voor waterinsecten en ligt een factor 1000 te hoog.
Hobbymatig imker Willem de Jong maakt zich grote zorgen over de mysterieuze massale sterfte van de honingbij, waarvan wereldwijd sprake is. Dit kan volgens deze inwoner van Lisse desastreuze gevolgen hebben: 'Want zonder bestuiving verdwijnen alle groenten en fruit.' Zijn eigen bijenvolken zijn tot nu toe de dans ontsprongen, maar collega's in Katwijk, Leiden en Noordwijkerhout missen de helft van hun bijen. De Jong, die regelmatig lezingen en demonstraties geeft en meewerkt aan tentoonstellingen rondom de honingbij, weet dat in China gebieden zijn waar de honingbij volledig is verdwenen. Om toch te kunnen oogsten, trachten de Chinezen met penseeltjes het stuifmeel zelf te verspreiden. De imker hoopt dat dit niet het toekomstscenario is.
Het zonder onderbouwing verbieden van gewasbeschermingsmiddelen is niet de juiste weg om de bijensterfte tegen te gaan, zegt LTO Nederland. De organisatie pleit voor extra onderzoek en goede voorlichting aan imkers en noemt de lobby van wetenschappers Jeroen van der Sluijs en Henk Tennekes, die pleiten voor een verbod op imidacloprid, clothianidine en thiamethoxam, omdat dit bijensterfte tot gevolg zou hebben, een onterechte actie. In een reactie zegt toxicoloog Henk Tennekes dat LTO Nederland sinds 2004 (toen de toelating van imidacloprid fors werd verruimd) verzuimd heeft concrete plannen te ontwikkelen om de door glastuinbouw, bollen- en boomteelt veroorzaakte extreme verontreiniging van het oppervlaktewater van de Randstad met voor bijen zeer schadelijke insecticiden tegen te gaan. Het project "Schone Bronnen" van overheidsinstanties, gewasbeschermingsmiddelenindustrie, universiteit Wageningen en LTO Nederland, dat in 2004 van start ging, heeft volgens hem geen wezenlijke verbetering tot stand gebracht. Sinds 2004 is de bijenvolksterfte in Nederland echter wel verdubbeld, en een oorzakelijk verband met de forse verruiming van de toelating van imidacloprid in 2004 en de daarmee gepaard gaande extreme verontreiniging van het oppervlaktewater is zeer waarschijnlijk. Bovendien is er de laatste jaren een dramatische neergang van dagvlinders en weidevogels in Nederland, die met deze milieuverontreiniging in verband zou kunnen staan. Van der Sluijs en Tennekes pleiten er daarom voor om voor de hand liggende maatregelen tegen bijensterfte niet langer uit te stellen in afwachting van meer onderzoek, zoals dit sinds 2004 het geval is geweest, maar nu in te grijpen met een moratorium op imidacloprid om de bijenstand te beschermen.
Bijensterfte? Niet in de Boskoopse regio. ,,De bijen doen het fantastisch", zegt Boskoper Maap Groenendijk van de Imkervereniging Midden-Holland. ,,Er wordt over de bijen gelogen en overdreven. Ik weet niet welke idioterie aan de gang is.'' Hoewel de Boskoper vorig jaar ook nog in een dip zat omdat 95 procent van zijn bijen stierf, gaat het nu beter dan ooit. Die sterfte werd toen grotendeels veroorzaakt door de varroamijt in combinatie met slechte weersomstandigheden. Ik heb inmiddels weer zestig bijenvolken. Ze zijn zo prachtig en sterk en geven perfecte honing". In een reactie zegt toxicoloog Henk Tennekes dat Boskoopse bijen als gevolg van de extreme verontreiniging van het oppervlaktewater met insecticiden voortdurend blootstaan aan deze zeer schadelijke stoffen, die worden opgenomen door wilde planten en en door haalbijen mee genomen naar het nest (in de vorm van besmette nectar, stuifmeel, honingdauw en water). Dit kan in de loop der tijd de hele kolonie verzwakken en vatbaar maken voor ziekten en plagen.
Gewasbeschermingsmiddelen vormden in 2007 nog steeds een probleem voor de watersysteemkwaliteit in het Delflandse oppervlaktewater. Negentien gewasbeschermingsmiddelen overschreden de norm. Extreme normoverschrijdingen van voor bijen zeer giftige insecticiden (carbamaten, organofosfaten en neonicotinoïden) werden veroorzaakt door de glastuinbouw. Er was sprake van een duidelijke interne belasting. Het inlaatwater uit het Brielse Meer voldeed namelijk wel aan de MTR (maximaal toelaatbare risicoconcentratie) voor vrijwel alle stoffen. "Tuinders in het Westland hebben op dit moment kwalitatief goed gietwater dat vanuit het Brielse meer het Westland wordt ingepompt. Plannen om zoetwateropslagen als het Haringvliet, het Krammer-Volkerak Zoommeer en het Brielse Meer te verzilten kunnen tot gevolg hebben dat de tuinders niet meer over zoet water beschikken", aldus de bestuurders van het Hoogheemraadschap van Delfland.
Volgens het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (CTGB) voldoen momenteel alle in Nederland toegelaten neonicotinoïden aan de eisen die de wetgeving stelt. Het CTGB heeft vooralsnog onvoldoende aanwijzingen dat de achteruitgang van de bijenstand in Nederland het gevolg zou zijn van het gebruik van toegelaten bestrijdingsmiddelen op basis van neonicotinoïden. Volgens toxicoloog Henk Tennekes is het vrijwel zeker dat de verdubbeling van de bijenvolksterfte in Nederland sinds 2004 met de forse verruiming van de toelating van bestrijdingsmiddelen op basis van neonicotinoïden (met name imidacloprid) sinds 2004 (die extreme verontreiniging van het oppervlaktewater van de Randstad met dit insecticide veroorzaakt) in verband staat. Bovendien is er de laatste jaren een dramatische neergang van dagvlinders en weidevogels in Nederland, die met deze milieuverontreiniging in verband zou kunnen staan. Het is voor hem een raadsel waarom de Nederlandse toelatingsautoriteiten op basis van bekende feiten niet al lang hebben ingegrepen.
Zes imkers van bijenbond De Bij Hoort Erbij uit Zandhoven kampen met massale bijensterfte. Vermoedelijk gingen de diertjes nectar halen op een bespoten aspergeveld. De imkers roepen op om bij het gebruik van insecticiden een bijenvriendelijk contactgif te kiezen. "Een contactgif kan je ’s avonds spuiten, als er geen bijen meer opzitten, en de volgende dag kunnen ze weer veilig op nectar vliegen. Bij een systeemgif gaat de werking op de plant een paar dagen door", volgens de imkers.
Imker Henk Meulenbelt uit Nieuwleusen houdt al vanaf zijn twaalfde (honing)bijen. Wat hij de laatste jaren heeft meegemaakt met zijn bijen, is echter totaal nieuw voor de nu 65-jarige Nieuwleusenaar. Maar liefst 150 van zijn 180 bijenvolken waren in de lente van 2007 spoorloos verdwenen. Van de honderd bijenvolken die hij in 2008 weer had opgebouwd, hebben er echter weer 96 de lente van 2009 niet gehaald. En dat heeft grote gevolgen. De Imkerij van Henk Meulenbelt in Nieuwleusen is normaal gesproken goed voor de bestuiving van appel- en perenbomen bij zo'n 120 fruitteeltbedrijven. Dit jaar heeft Henk Meulenbelt alle aanvragen moeten afwijzen. Hij heeft de komende jaren nodig om nieuwe volken te telen.
Voor imker Nick van der Drift uit Maasland is 2008 slecht begonnen: hij is zo’n tien miljoen bijen kwijt. Hij schat dat tachtig procent van zijn 450 bijenkasten leeg staat. De professionele imker, een van de grotere in Nederland, gebruikt zijn miljoenen bijen niet voor het winnen van honing maar voor de bestuiving van planten. Hij zet ze als ware het uitzendkrachten in bijvoorbeeld de Westlandse kassen in. „Ik doe aan tijdige varroamijtbestrijding en als deze mijt de oorzaak van de sterfte zou zijn, zou ik de dode bijen met kruiwagens tegelijk uit mijn pand kunnen rijden. Deze bijen zijn helemaal verdwenen.", zegt de Maaslandse imker.
Er is de laatste jaren massale bijensterfte in het Groene Hart. In 2008 'verdween' in het Groene Hart 67 procent van de bijenpopulatie. Imker Maap Groenendijk uit Boskoop opende (in februari 2008) zijn bijenkasten en moest constateren dat van zijn vijftig bijenvolken er slechts twee de winter hadden overleefd. De imkersvereniging Hollands-Midden probeert met cursussen aan onder andere kwekers, jongeren en volwassenen van buiten de imkerij de bij er weer bovenop te helpen.
,, Want geen bijen, geen bestuiving en geen voedsel. Bijen blijven een onmisbaar onderdeel van de natuur'', zegt Engbert Folles, secretaris van imkersvereniging Hollands-Midden.
De bijensterfte onder de Almeerse bijenvolken is dit jaar hoger uitgevallen dan verwacht. ,,Bijna de helft is verloren gegaan'', zegt Cor Dol van Imkervereniging Almere. ,,Van de acht volken die ik zelf verzorg waren er nog maar twee over. Daar heb ik acht liter honing uit gewonnen terwijl ik normaal minstens tien liter uit een kast haal. In mei zijn we meteen begonnen met het maken van nieuwe volken. Dat gaat heel makkelijk door de koningin van een bestaand volk te plaatsen in een nieuwe kast. Het bestaande volk zoekt automatisch een nieuwe koningin, zo kunnen we soms van één volk drie volken maken. Met het mooie weer van de afgelopen weken zijn de volken al enorm uitgedijd, maar het is afwachten of ze de winter overleven tot het voorjaar."
Bijenhouders luiden de noodklok: de Nederlandse bijen, essentieel voor de bestuiving van groente en fruit, sterven massaal. In de regio Amsterdam overleefde vorig jaar zelfs tussen de tachtig en negentig procent van de bijen de winter niet. De bijen bezweken aan wat imkers wel de ‘verdwijnziekte’ noemen: een mysterieuze aandoening waarbij werksters nog wel uitvliegen op zoek naar voedsel, maar niet meer de kracht hebben om terug te keren, met het uitsterven van hele kolonies als gevolg. Een bijkomend probleem is de vergrijzing onder imkers. Het aantal bijenhouders loopt al jaren terug en de nieuwe aanwas is minimaal, weet Ries Hoogendoorn (69), voorzitter van de Amsterdamse Vereniging tot Bevordering van de Bijenteelt, die vorige winter negentig procent van zijn bijen verloor.
Het is tegenwoordig stil in imkerij De Schipper in Soest. Vroeger hield Cees de Schipper nog 35 levendige bijenvolken. Maar jaar na jaar stierven zijn honingbijtjes uit. En het is nog maar de vraag of zijn resterende twee volken komende winter overleven.,,De bijen geven een waarschuwing. Als wij niet veranderen, gaat het helemaal mis. Al tachtig miljoen jaar is de bij een belangrijke spil in de natuur. In de tussentijd is veel veranderd, maar de bij paste zich altijd aan. Helaas krijg ik de indruk dat juist dat bijzondere aanpassingsvermogen nu is aangetast. Door het milieu. Wij zijn zelf de boosdoener'', zo Cees de Schipper.
Het Bijenhof is het tweede imkerbedrijf in West-Vlaanderen dat een groot aantal bijen verloren ziet gaan. Een verkeerde of verboden toepassing van pesticiden ligt mogelijk aan de basis van de massale sterfte. 'De bijen vielen letterlijk met bosjes uit de lucht. Ze vlogen traag en hulpeloos in het rond in de hoop hun bijenkast terug te vinden, maar dat deden ze niet, ook al waren ze slechts een honderdtal meter van de kast verwijderd. Het leek wel of ze hun oriëntatie kwijt waren. De beestjes die op de grond lagen, gingen na een tijdje dood', zegt Pascal Deboeverie, bedrijfsleider in het Bijenhof, één van de hoofdrolspelers in de wereld van de imkerij.