Den Haag, 30 maart 2010
Vragen van het lid Thieme (Partij voor de Dieren) aan de ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over onderzoeken in het kader van de voortgaande bijenvolksterfte, naar aanleiding van fouten in het WUR/Alterra rapport "De betekenis van openbaar groen voor bijen".
1. Kent u de berichten ‘Bijenrapport voor Verburg staat vol fouten ’[1] en ‘Alterra- rapport “De betekenis van openbaar groen voor bijen” moet van tafel ’[2]?
2. Hoe beoordeelt u het rapport "De betekenis van openbaar groen voor bijen" dat Alterra in opdracht van u heeft geschreven?
3. Hoe beoordeelt u de kritiek van Dr. Koster dat de drachtplantenlijsten veel onjuiste informatie bevatten, zoals fouten over het stuifmeel- en nectargehalte van de bloemen en fouten in de classificering van planten, en dat de lijst in het rapport geen afspiegeling is van de toepassing van vaste planten in de openbare ruimte in Nederland en in de ons omringende landen?
4. Deelt u de mening dat het een ernstige omissie is dat in het rapport alleen over grazige vegetaties (bermen) wordt gesproken, en niet over houtige beplantingen (bosplantsoen), ruigte, zomen en oevers, die een belangrijke rol (kunnen) spelen in de dracht van bijen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan?
5. Deelt u de mening dat het er niet alleen om gaat of een plant al dan niet een goede drachtplant is, maar dat het ook om de vragen hoort te gaan of zo’n plant zodanig kan worden toegepast dat dit leidt tot een substantiële verbetering van de dracht en of de plant voor grootschalige of frequente toepassing beschikbaar is? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan?
6. Deelt u de mening dat het ontbreken van criteria voor het opnemen van drachtplanten op de lijsten een ernstige omissie is waardoor niet voldaan wordt aan de vraagstelling, namelijk hoe groenbeheer een rol kan spelen in het terugdringen van bijenvolksterfte? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan?
7. Deelt u de mening dat door deze onjuiste drachtplantenlijsten ook onjuiste voorlichting wordt gegeven aan gemeenten voor groenbeheer gericht op bijen? Zo ja, hoe wilt u dit gaan ondervangen? Zo neen, waarom niet?
8. Deelt u de mening dat de centrale vraag, namelijk wat groen- en terreinbeheerders kunnen doen om de bijenstand te verbeteren, in het rapport nauwelijks beantwoord wordt? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan?
9. Deelt u de zorg dat wanneer deskundigen de drachtplantenlijsten uit dit rapport onder ogen krijgen zij de bijenhouderij steeds minder serieus zullen gaan nemen en minder bereid zijn om voor de bijen en de imkerij in actie te komen, en dat dit rapport op deze manier zelfs schade zou kunnen aanbrengen aan de bij? Zo ja, hoe wilt u dit ondervangen? Zo neen, waarom niet?
10. Deelt u de mening dat gelet op de ernst van de problematiek van de bijensterfte en de oplossingsrichtingen waar we naar zoeken we moeten constateren dat dit rapport geen enkele wezenlijk bijdrage levert aan oplossingen? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo neen, waarom niet?
11. Deelt u de mening dat de website ‘www.bijenhelpdesk.nl’ een vollediger en juister overzicht geeft van de drachtplanten die belangrijk zijn voor bijen dan dit rapport van Alterra? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan?
12. Deelt u de conclusie dat het rapport "De betekenis van openbaar groen voor bijen” niet serieus is te nemen, en dat maatregelen die op grond van dit rapport genomen zouden worden een slag in de lucht zouden vormen en de bij niet zouden helpen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot uw uitspraken tijdens het Algemeen Overleg van 1 juli 2009 over dit onderwerp ? [3]
13. Bent u bereid dit onderzoek te diskwalificeren voor verder gebruik door groenbeheerders en om gemeenten hierop attent te maken? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo neen, waarom niet?
14. Kent u het bericht ‘Groot onderzoek naar omvang en oorzaken van de achteruitgang van honingbijen ’?
15. Is het waar dat de verwachting is dat na het onderzoek antwoord kan worden gegeven op het hoe en waarom van de huidige problemen in de bijenhouderij en de mogelijke oplossingen daarvoor? Zo ja, waarop is deze verwachting gebaseerd?
16. Is dit onderzoek een onderdeel van het onderzoek dat u tijdens het Algemeen Overleg van 1 juli 2009 over dit onderwerp heeft toegezegd?
17. Wordt er in het onderzoek ook gekeken naar de mogelijk schadelijke effecten van bestrijdingsmiddelen, en meer specifiek naar de mogelijke rol die neonicotinoiden in de voortgaande bijenvolksterfte spelen? Zo neen, waarom niet, hoe verhoudt zich dat tot uw toezegging van 1 juli 2009 hierover en bent u bereid het onderzoek alsnog uit te breiden om de rol van bestrijdingsmiddelen mee te nemen in dit onderzoek? Zo ja, in welk onderdeel van het onderzoek wordt dit meegenomen en door welke onderzoeker wordt dit onderwerp bestudeerd?
18. Worden in dit onderzoek ook de conclusies van het wereldbijencongres Apimondia 2009 betrokken? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
19. Kunt u inzicht geven in de vorderingen die verder zijn gemaakt in het kader van onderzoek naar en oplossingen voor bijenvolksterfte? Zo neen, waarom niet?
Voetnoten:
[1] http://www.imkerplatform.nl/component/content/article/10-politiek/209-bijenrapport-voor-verburg-staat-vol-fouten`
[2] http://www.bijensterfte.nl/nl/node/248
[3] “Bij het onderzoek dat ik de komende tijd laat uitvoeren, wil ik dat de monitoringscijfers goed onderbouwd zijn, anders vormen de maatregelen een slag in de lucht. Dat is zonde van het geld en helpt de bijen ook niet”. TK, Vergaderjaar 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 190