In een ingezonden brief in NRC van 11 mei 2013 geven Henk Vijverberg en voormalig Ctgb college lid Bas Blaauboer vier argumenten waarom ze vraagtekens plaatsen bij de betrouwbaarheid van onze studie in PLOS ONE naar de effecten van imidaclopridvervuiling van oppervlaktewater op de insectenrijkdom in en om het water. In het onderstaande weerleg ik deze argumenten/kritiekpunten een voor een.
Kritiekpunt 1. Het gebruikte tijdvenster van 0 tot 160 dagen is te groot: de hoeveelheid imidacloprid zal aanzienlijk afnemen tussen het moment van meting en het tellen van de soorten.
Weerwoord: Dit is feitelijk onjuist. Uit de door ons geanalyseerde gegevens blijkt juist uitdrukkelijk dat de imidacloprid concentratie het hele jaar door hoog is in gebieden waar het middel veel wordt gebruikt. Het wordt vaak op verschillende momenten in het jaar toegepast en de verblijftijd in de bodem is enkele jaren. Er is in de praktijk helemaal geen afname in de loop van de tijd omdat er permanent imidacloprid weglekt uit de bodem van de velden waar het water aan grenst en omdat de waterbodem bufferend werkt voor de imidacloprid. Van elke hoeveelheid imidacloprid die als zaadcoating wordt toegepast wordt slechts 1,6 tot 20% daadwerkelijk door de plant opgenomen om deze te beschermen. De resterende 80 tot 98.4% van de werkzame stof lekt direct weg naar de bodem en verplaatst zich van daar naar het water.
Vijverberg en Blaauwboer gaan bovendien geheel voorbij aan dat onze keuze om in het hele tijdvenster van 0 tot 160 dagen te kijken zeer goed is onderbouwd aan de hand van enerzijds de halfwaardetijd van imidacloprid in Nederlands oppervlaktewater en anderzijds de kennis uit tal van andere studies over chronische toxiciteit en de duur van het aquatische deel van de levenscyclus van de bekeken ongewervelden. Bij een korter tijdvenster zou je de effecten van langdurige blootstelling over het hoofd zien en het werkelijke effect daarmee onderschatten. Juist omdat we weten dat de giftigheid van imidacloprid versterkt wordt door de blootstellingtijd is het meenemen van lange blootstellingtijd essentieel om de werkelijke effecten in het veld te detecteren.
Kritiekpunt 2. Wat in de tussenliggende periode nog meer is veranderd kan niet worden achterhaald.
Weerwoord: Dat klopt, maar juist uit het feit dat we in onze analyse een zeer sterk signaal van imidacloprid zien terwijl er best veel variatie kan zijn in andere factoren blijkt dat imidacloprid een dominante factor is. Er is dus ook geen aanleiding om dat te achterhalen. Bovendien kijken we helemaal niet naar wat er veranderd is in de tijd maar of de mediane imidaclopridconcentratie (de mediaan van alle nabijgelegen monsters genomen in de voorafgaande 160 dagen) gecrorreleerd is met de daar op dat moment waargenomen insectenaantallen. We hebben de gegevens van alle waarnemingsjaren en alle locaties namelijk niet afzonderlijk maar "gepoold" geanalyseerd waardoor we het effect van de factor imidacloprid zien ONAFHANKELIJK van datum van waarneming en plaats van monstername. We zien dus dat in alle jaren en op alle plaatsen het consistent steeds zo is dat waar veel imidacloprid is er gemiddeld weinig ongewervelden zijn en waar weinig imidacloprid is er gemiddeld veel ongewervelden zijn. Als er een andere dominante factor zou bestaan die dat zou kunnen verklaren kan dat alleen een factor zijn die ALTIJD EN OVERAL (onahankelijk van jaar van waarneming en plaats in Nederland) consistent hoog is waar imidacloprid hoog is en laag is waar imidacloprid laag is. Wij kunnen geen factor bedenken die daar aan voldoet.
Kritiekpunt 3. Er valt niet te voorspellen of en hoe imidacloprid zich vanaf een willekeurige plek over een afstand tot 1 km in het oppervlaktewater verspreidt.
Weerwoord: Dit argument slaat de plank volledig mis. Wat je in het water terug vindt is een maat voor wat er in de omgeving daar gebruikt wordt. Vanuit dezelfde velden met behandelde gewassen lekt de imidacloprid ook naar ander water in diezelfde omgeving. We hebben steeds de mediane imidacloprid concentratie van alle meetpunten binnen in een straal van 1 km gebruikt als een maat voor de mate waarin in dat cirkelvormige gebied veel of weinig imidacloprid gebruikt wordt. Het gebruik van zulke zogenaamde “proxies” is heel gebruikelijk in de wetenschap en helpt om uit gegevens die niet precies op dezelfde plek en het zelfde moment verzameld zijn toch heldere informatie te destilleren over correlaties, bijvoorbeeld de gehele paleoklimatologie is daarop gestoeld.
We zien het dominante signaal van imidacloprid trouwens ook terug in verminderde soortenrijkdom als je op nog grotere afstand kijkt dan tot 1 km. In ons eerdere 2010 onderzoek hebben we de correlatie getest voor afstanden tot 1km, 2km, 3km, 4km en 5km. De correlatie blijft bestaan bij het koppelen van meetpunten over toenemend afstand van elkaar. Alleen zie je dan steeds meer ruis en steeds minder signaal waardoor de correlatie zwakker wordt naar mate de afstand toeneemt. Dat verwacht je ook omdat het een steeds indirectere maat wordt voor de blootstelling.
Kritiekpunt 4. De gekozen onderzoeksopzet is ongeschikt om een oorzakelijk verband aan te tonen
Weerwoord: Op het vraagstuk van causaliteit (oorzakelijkheid) gaan we uitgebreid in in de discussie van ons PLOS ONE paper. Feit is dat voor causaliteit dit (ons PLOS ONE artikel) het laatste stukje van de puzzel is: de toxicologie kennen we immers al zeer goed en levert het mechanistische bewijs. De laboratorium proeven en mesokosmosstudies (gecontroleerde studies in kunstmatige vijvers met een kunstmatig test-ecosyteem van een beperkt aantal representatieve soorten) geven het experimentele bewijs, en onze analyse van langjarige landelijke monitoringsgegevens geeft het bewijs dat het verwachte effect er ook echt is. Wel blijkt het effect nog groter dan verwacht. Als het mechanistisch en experimentele bewijs er nog niet zouden zijn hadden Vijverberg en Blaauboer een punt, dat is bijvoorbeeld de situatie bij electromagnetische velden van hoogspanninglijnen en kinderleukemie. Daar is alleen de correlatie aangetoond maar ontbreekt elk mechanistisch bewijs en ontbreekt elk experimenteel bewijs. Op basis van dat beperkte bewijs heeft de overheid uit voorzorg besloten dat er geen nieuwe huizen nabij hoogspanningslijnen mogen worden gebouwd. Maar in ons geval (imidacloprid en sterke afname van rijkdom van ongewervelden in en om het water) zijn alle drie de vereiste bewijzen om van causaliteit te mogen spreken nu aanwezig. Ingrijpen is nu geen kwestie meer van het voorzorgsprincipe maar van het preventie principe (zie UNESCO COMEST rapport The Precautionary Principle voor uitleg van het verschil).
Dr. Jeroen P. van der Sluijs, Universiteit Utrecht, 15 mei 2013.
Verwijzingen:
Van Dijk TC, Van Staalduinen MA, Van der Sluijs JP (2013) Macro-Invertebrate Decline in Surface Water Polluted with Imidacloprid. PLoS ONE 8(5): e62374. doi:10.1371/journal.pone.0062374
http://www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0062374
UU Persbericht Superinsecticide Imidacloprid heeft dramatische gevolgen voor insectenrijkdom in en om het water:
http://pers.uu.nl/superinsecticide-imidacloprid-heeft-dramatische-gevolg...
Brief Vijverberg en Blaauboer NRC 11 mei 2013 "Landbouwgif"
http://www.boerenlandvogels.nl/content/uit-onderzoek-van-de-universiteit...
UNESCO COMEST (2005) report The Precautionary Principle:
http://unesdoc.unesco.org/images/0013/001395/139578e.pdf
Reactie Dr. Henk Tennekes op NRC brief Vijverberg en Blaauboer "Milieuverontreiniging moet zeer serieus worden genomen":
http://www.boerenlandvogels.nl/content/uit-onderzoek-van-de-universiteit...