In opdracht van het Ministerie van LNV voerden EIS-Nederland en Alterra in 2010 een onderzoek uit naar wilde bestuivende insecten in appel- en perenboomgaarden in de Betuwe tussen Zaltbommel en Echteld.
Achterliggende onderzoeksvragen waren:
Het onderzoek laat zien dat er regio-, imker-effecten en correlaties zijn.
Regio-effecten
(1) Welke bijen- en zweefvliegsoorten verzamelen stuifmeel op landbouwgewassen?
(2) Op welke afstanden van hun (vermoedelijke) nestelplaatsen worden deze bijensoorten nog aangetroffen op landbouwgewassen?
(3) Gebruiken deze soorten in dezelfde gebieden daarnaast andere pollenbronnen? Het huidige rapport doet verslag van een onderzoek om de eerste twee vragen te beantwoorden. De derde vraag komt in een latere fase aan de orde.
De keuze om appel en peren te onderzoeken was ingegeven door het grote belang van deze fruitsoorten in de Nederlandse landbouw. Van alle door insecten bestoven landbouwgewassen worden deze vruchten op verreweg de grootste oppervlakten verbouwd.
In april en mei 2010 zijn zes appel- en zes perenboomgaarden elk op twee verschillende dagen bemonsterd op het voorkomen van bijen en zweefvliegen. De onderzochte boomgaarden liggen alle direct tegen de winterdijken van de Waal, met de bomenrijen loodrecht op de dijk. In de boomgaarden werden transecten uitgezet, variërend in lengte van 125 tot 300 meter. Elk transect werd onderverdeeld in plots van 25 meter, die elk gedurende 10 minuten werden bemonsterd. Daarnaast is minimaal één transect op de aangrenzende dijk bemonsterd. Bemonstering bestond uit het langs de bloeiende fruitbomen lopen en met een insectennet vangen van alle bloembezoekende bijen en zweefvliegen.
In totaal zijn gedurende het onderzoek op de bloesems geobserveerd: 528 wilde bijen, behorende tot 41 soorten; 104 zweefvliegen, behorende tot 27 soorten; 256 honingbijen. Wilde bijen waren dus de talrijkste bloemberzoekers. Dit suggereert dat wilde bijen mogelijk de belangrijkste bestuivers zijn in appel- en perenboomgaarden
Tussen appel- en perenboomgaarden is nauwelijks verschil in soortenrijkdom en -samenstelling . Ook wat de abundanties van de afzonderlijke soorten betreft verschillen de fruitsoorten weinig van elkaar. Beide fruitsoorten delen vier soorten bijen in hun top-5 van talrijkste bijensoorten: Andrena carantonica, A. flavipes, A. haemorrhoa en Bombus terrestris / lucorum.
In appelboomgaarden behoort ook Bombus pascuorum tot de top- 5, terwijl in perenboomgaarden Andrena chrysosceles hiertoe behoort. Nesten van wilde bijen zijn in de dijken niet gevonden. Toch zijn er duidelijke aanwijzingen gevonden dat enkele soorten die veel in de boomgaarden zijn aangetroffen inderdaad in de dijken nestelen. Het gaat hierbij met name om Andrena flavipes, A. haemorrhoa en A. carantonica. Van deze soorten zijn op de dijken diverse parouillerende mannetjes gevonden, evenals de bijbehorende koekoeksbijen van het genus Nomada. Aangezien zowel patrouillerende mannetjes als koekoeksbijen vooral actief zijn rond nestelplaatsen van vrouwtjes, mag aangenomen worden dat deze soorten inderdaad in de dijken nestelen. Omgekeerd geldt dat het grotendeels ontbreken van mannetjes en koekoeksbijen in de boomgaarden zelf aangeeft dat daar niet of nauwelijks genesteld wordt.
De aantallen soorten en exemplaren van wilde bijen nemen niet significant af met toenemende afstand tot de dijk. Er van uitgaande dat de dijk voor diverse soorten een belangrijke nestelplaats is (zie redenering in voorgaande alinea), suggereert dit dat de afstanden binnen de boomgaarden makkelijk te overbruggen zijn voor de betreffende bijensoorten.
Voor statistisch robuustere resultaten zal het onderzoek in 2011 herhaald worden in dezelfde boomgaarden. Daarnaast zal een analyse uitgevoerd worden van het stuifmeel dat de in 2010 verzamelde bijen bij zich droegen.
Wilde bestuivers in appel- en perenboomgaarden in de Betuwe
Bron: http://www.bij1.info