bijenvolksterfte Nederland 2009/2010 bedraagt 29%

Het Nederlands Centrum Bijenonderzoek heeft een rapport opgesteld waarin de binnen het Coloss project verzamelde Nederlandse gegevens over wintersterfte voor 2009-2010 worden geanalyseerd. De wintersterfte 2009/2010 bedraagt 29%, na correctie voor het incident met ondeugdelijk gefabriceerde suikerstroop is het 23% voor alle resterende oorzaken samen.

De inhoud van het rapport bevat kort samengevat de volgende informatie:
Aan de jaarlijkse monitor wintersterfte is in 2010 door 1568 Nederlandse imkers deelgenomen. Bij benadering heeft 22% van de ongeveer 7000 actieve Nederlandse imkers de vragenlijst ingevuld. De vragen waren ontleend aan de gestandaardiseerde vragenlijst van het internationale onderzoekersnetwerk COLOSS. Bovendien werden vragen over de varroabestrijding toegevoegd. Het merendeel (90%) van de imkers had op 1 april 2010 maximaal 12 volken. 25% van de imkers leverde volken voor bestuiving van gewassen in de beroepsmatige landbouw (geëxtrapoleerd; een inzet in Nederland van 32.000 volken door 1700 imkers). Grotere imkers reisden meer, namen meer deel aan bestuivingsactiviteiten en kozen vaker voor een specifiek ‘bijenras’ (carnica, buckfast). De geschatte totale honingoogst in Nederland bedroeg in 2009 1422 ton.

De wintersterfte 2009-2010 bedroeg 29,1% op basis van het totale aantal bijenvolken in oktober 2009. Het gebruik van ondeugdelijk wintervoer Ambrosius Fructo-Bee droeg belangrijk bij aan de wintersterfte. Na correctie voor dit voer bedroeg de wintersterfte 23,1% en week daarmee niet af van de hoge wintersterfte in de twee voorgaande jaren.

Er werd geen relatie gevonden tussen wintersterfte en bijenras, deelname aan bestuivingsactiviteiten, reizen met de bijenvolken of omvang van de imkerij. Ook werd op provinciaal niveau geen verschil gevonden in het voorkomen van de ‘verdwijnziekte’. Imkers die “verdwijnziekte” rapporteerden, ondervonden geen hogere wintersterfte dan imkers die volken verloren zonder verdwijnziektekenmerken. Limburg en Gelderland kenden een lagere wintersterfte dan Noord-Brabant. Een ruimtelijke analyse op basis van geo-informatie voor de dataset is in voorbereiding en zal meer inzicht bieden in de relatie tussen omgevingsfactoren en wintersterfte. Imkers die vroeg (augustus) bestreden ondervonden een lagere wintersterfte dan imkers die laat (september, oktober) bestreden. Bij imkers die in augustus, september én oktober bestreden was de wintersterfte hoog. Een opvallende uitkomst was de extreme variatie die tussen imkers bestond in de wijze van varroabestrijding.

Het rapport:
http://www.beemonitoring.org/Downloads/Monitor_Bijensterfte_2009-2010.pdf

Zie voor vergelijking met volksterftecijfers andere landen en eerdere jaren ook:
http://www.bijensterfte.nl/nl/node/261

Recent